Geheimen in Frankrijk - Desiree Springer
Hoofdstuk 1
‘Dat is de oplossing: jij gaat gewoon in mijn plaats.’ Na deze luchtige opmerking van Marguerite Wagenaar viel er een beladen stilte.
Heleen Vink schraapte haar keel. ‘Dus als ik het goed begrijp,’ zei ze, ‘wil jij dat ik volgende maand bij je peettante in haar kasteel in Zuid-Frankrijk ga logeren terwijl ik doe alsof ik jou ben.’ Ze nam haar stiefzus onderzoekend op. ‘Is dat het idee?’
‘Ja, wat is daar mis mee? Dat oude mens wil iemand om haar vier weken lang gezelschap te houden, wanneer haar vaste slaaf vakantie heeft. Zolang er maar iemand komt opdagen die beweert Marguerite Wagenaar te zijn, is ze tevreden. Wat is dan jouw probleem?’
‘O, niets natuurlijk,’ antwoordde Heleen ironisch. ‘Het feit dat we niet eens op elkaar lijken, doet er helemaal niet toe.’
Schouderophalend keek Marguerite haar aan. ‘Ik heb blond haar, en jij hebt bruin haar.’ Ze wierp een minachtende blik op Heleens eenvoudige kapsel. ‘Dat is zo verholpen. Verder is tante praktisch blind; daarom heeft ze een begeleider nodig. Meer dan een wazige vlek zul je niet zijn.’
‘Altijd al mijn hoogste ambitie,’ mompelde Heleen.
‘Kom op, Heleen, jij kunt het gemakkelijk doen. Als die waardeloze, tweedehands boekwinkel waar je werkt aan het eind van deze week sluit, heb jij geen baan waarmee je rekening hoeft te houden. Zelf kan ik echt niet weg; dat moet je begrijpen.’
‘Waarom niet? Het parlement gaat toch op reces in de zomer? Steven geeft je vast vrij.’
“]a, als ik hem erom vraag.’ Marguerite’s knappe gezicht stond opeens gespannen. ‘Hij staat op het punt zich te laten scheiden van Ilse. Ik kan het me nu echt niet veroorloven weg te gaan.’
‘Ik snap het,’ zei Heleen droog. Hoe smakeloos ze het persoonlijk ook mocht vinden, dit was wat haar stiefzus wilde. Hier had ze naar toe gewerkt vanaf het begin dat ze de baan had gekregen als secretaresse van Steven Vermeulen, het jonge, veelbelovende Kamerlid.
Mokkend ging Marguerite verder: ‘Peettante heeft ook het recht niet om me zo opeens te ontbieden. Ik heb haar niet meer gezien sinds mijn negende.’
‘Ik vroeg me al af waarom ik nog nooit van haar had gehoord.’ Marguerite haalde haar schouders op. ‘Eigenlijk is ze mijn oudtante. Papa was haar lievelingsneef, en we zijn allebei naar haar vernoemd.’ Triomfantelijk voegde ze eraan toe: ‘Hé, we heten eigenlijk alle drie Marguerite. Komt dat even goed uit.’
‘Geweldig hoor.’ Heleen schudde haar hoofd. ‘Zou het niet eenvoudiger zijn om haar gewoon te schrijven dat je niet weg kunt?’
‘Nee, dat zou ongelooflijk stom zijn,’ snauwde Marguerite. ‘Een kasteel in de Languedoc is een mooie erfenis, en voor zover ik weet heeft ze geen kinderen en geen ander levend familielid. Ik moet zorgen dat ik haar te vriend hou.’ Ze glimlachte. ‘Of dat jij dat doet, voor mij.’
‘Vergeet het maar. Dat lukt ons nooit, nog afgezien van de ethische bezwaren.’
‘Natuurlijk wel. Marguerite Wagenaar wordt ontboden. Vervolgens verschijnt er een Marguerite Wagenaar op de afgesproken dag. Daar komt nog bij dat jij veel geschikter bent om achter de een of andere saaie, oude dame aan te rennen dan ik ooit zal zijn. Zorg jij nu dat ze mij goed gezind blijft, dan zal ik je eeuwig dankbaar zijn.’
‘Een betere aanmoediging kan ik me niet wensen,’ zei Heleen cynisch. Resoluut schoof ze haar stoel naar achter.’Je bent echt onmogelijk, Marguerite. Knap je vuile zaakjes zelf maar op.’
‘Ga je?’ Marguerite bestudeerde een vlekje op haar nagel.
‘Ik dacht dat de boekhandel op woensdag dicht was.’
‘Dat klopt. Ik ga naar Nanny Swinkels, zoals altijd.’
‘Ach natuurlijk, in dat schattige, kleine huisje van haar... of moet ik zeggen van ons?’ Het bleef even stil. Heleens ogen vernauwden zich tot spleetjes. ‘Het huisje in Zandvoort is van Nanny zolang als ze leeft. Dat heeft mijn vader duidelijk gezegd voor hij stierf.’
‘Niet op papier, liefje. Wettelijk is er niets verplicht. Toevallig heeft mammie daar gisteren nog naar gekeken. Haar vrienden, de familie Van den Bosch, zijn op zoek naar een weekendhuisje, en Zandvoort zou ideaal zijn voor hen.’
Verbijsterd staarde Heleen haar aan. ‘Dat meen je niet. Nanny is gek op dat huis.’
‘Dat kan ik me voorstellen,’ reageerde Marguerite bits. ‘Het is een gewild bezit.’
‘Ze heeft niets anders.’
Met een kwaadaardige blik keek Marguerite haar aan. ‘Je hebt altijd nog het appartement in Amsterdam. Mammie heeft vrienden bij de Commissie van Sociale Voorzieningen. Ik weet zeker dat zij wel wat invloed kunnen uitoefenen.’ Heleen trilde helemaal. ‘Het zou haar dood worden om in een verzorgingstehuis te zitten. Ze is op haar best als ze haar eigen gang kan gaan, en ze kan nog heel goed voor zichzelf zorgen.’
‘Dan is de keus aan jou,’ sprak Marguerite beslist. ‘Ga naar de Languedoc in mijn plaats, en ik zal mammie ervan overtuigen dat Nanny eruit zetten, verraad zou zijn aan de nagedachtenis van jouw vader.’
‘Zou dat wat uitmaken?’ vroeg Heleen.
‘O ja, ze was vreselijk dol op hem, ook al had ze niet veel op met Nanny en haar bazige manier van doen. Bovendien ben ik op het moment haar oogappel, en als ik wil, kan ik haar zo ompraten. Mammie doet alles voor een schoonzoon in de regering.’
Bijvoorbeeld Ilse Vermeulen met eventuele kinderen laten barsten, dacht Heleen grimmig.
‘Als jij die maand doorkomt zonder dat peettante iets doorheeft, zou ik mammie zelfs iets op schrift kunnen laten zetten over Nanny’s eigendomsrecht,’ slijmde Marguerite.
‘Ik heb je hulp nodig, Heleen. Ik moet hier blijven om druk op Steven te blijven uitoefenen.’
‘Als ik dit doe’, zei Heleen koel, ‘is dat voor Nanny en niet om jouw verhouding met een getrouwde man te stimuleren.’
‘Doe niet zo gewichtig’. Wellustig rekte Marguerite zich uit. ‘je krijgt een gratis maandje Frankrijk in het hoogseizoen. Wat wil je nog meer?’ Ze zond Heleen een zelfvoldane glimlach. ‘Ik zal je zelfs mijn auto lenen om naar Nanny te rijden.’
Heleen versteende. ‘Ik heb nog niet gezegd dat ik ga.’
‘Dat duurt niet lang meer,’ zei Marguerite met een katachtige glimlach. ‘Of die arme, oude Nanny wordt dakloos. Aan jou de keus.’
Twee weken later was Heleen op weg. Ze was van plan geweest voet bij stuk te houden, maar toen ze Nanny Swinkels bezig had gezien in haar gezellige huis, zich onbewust van de dreiging die de vrienden van Iris Scholtens vormden, had ze haar mening herzien. Hoewel Iris zelf niet al te blij was geweest met het bereikte akkoord, had ze het met tegenzin geaccepteerd.
‘Marguerite verdient een kans op geluk,’ had ze verzucht. ‘En Steven is zo’n fijne man. Zijn vrouw is een echte huismus, heb ik begrepen, terwijl hij een gelijkwaardige partner nodig heeft die zijn politieke carrière stimuleert.’
Als dat was hoe hij Marguerite zag, was het geen wonder dat het land in zo’n deplorabele staat verkeerde, had Heleen harteloos gedacht, terwijl ze onwillig haar voorbereidingen voor de reis had getroffen. Haar stiefzus kon met geen mogelijkheid omschreven worden als ‘huiselijk’. Ze kon nauwelijks water koken.
Een onverwacht extraatje was de aanschaf van een paar nieuwe kleren geweest, waarvoor Iris per sé had willen betalen. ‘Je wordt geacht mijn dochter te zijn,’ zo had ze Heleens protesten in de kiem gesmoord. ‘Met jouw oude kleren kun je daar niet aankomen.’
Verder had Heleen haar haren donkerblond laten verven, wat een onverwacht succes was gebleken. Al met al had ze het te druk gehad om te treuren over de sluiting van de boekwinkel waar ze de afgelopen achttien maanden had gewerkt tot haar werkgever met pensioen ging. Ook had ze geen tijd gehad om zich zorgen te maken over waar ze moest werken wanneer ze haar Franse avontuur achter de rug zou hebben.
Tot haar verbazing had haar werkgever, meneer Stavast, goedkeurend geknikt toen hij van haar reis had gehoord.’Ah, de Languedoc. Land van de troubadours en van de Katharen.’
‘De Katharen?’
‘Een religieuze sekte uit de Middeleeuwen. Ze geloofden dat al het leven in wezen slecht was en een voortdurende zoektocht naar het licht. De kerk heeft hen natuurlijk verketterd. De koning van Frankrijk is toen de Albigense kruistocht begonnen. Niet vanwege het geloof alleen.’ Meneer Stavast had verachtelijk gesnoven. ‘De koning was jaloers op de rijkdommen van de machtigste heer van de Languedoc: Raymond van Toulouse. Onder het mom van een heilige oorlog tegen de Katharen trok hij op tegen Raymond van Toulouse om de bezittingen te roven van het machtigste staatje dat de Languedoc toen rijk was.’ Na even te hebben gezwegen, had hij er wat vrolijker op laten volgen: ‘Je zult echt van de Languedoc houden. Het is een hartstochtelijk land, een plek van extreme contrasten. Hartelijk gelach en bittere tranen. Trouwe liefde en onverzoenlijke baat. Felle zon en gewelddadige stormen. De ongerepte natuur in al haar kracht.’ Bij het zien van Heleens bezorgde gezicht, had hij gegrijnsd. ‘Het zal je goed doen. Het zal je uit de sleur rukken waar je nog veel te jong voor bent.’
‘Ik ben gelukkig,’ had Heleen geprotesteerd.
‘Nee, je bent tevreden geweest; dat is iets heel anders. Maar ik garandeer je, kind, je zult niet meer dezelfde zijn als je terugkomt uit de Languedoc.’ Hij had gegniffeld.
‘Nee, helemaal niet meer dezelfde. Ik voorspel je dat je nooit meer genoegen zult nemen met alleen maar tevredenheid. Drink een beker vol met het warme zuiden voor mij.’
‘Het warme zuiden’ was nog zacht uitgedrukt, dacht Heleen in de file buiten de luchthaven van Toulouse, terwijl het zweet over haar rug sijpelde. De auto die ze had gehuurd, leek wel een oven, en dit was nog maar het begin van haar reis naar Haut Arignac. Ze was twee dagen eerder in Frankrijk aangekomen dan ze verwacht werd, met het plan om het een en ander te bezichtigen voor ze zich bij het huishouden van De Brissot zou voegen als madames dame de compagnie. Zo kon ze tenminste nog even haar Frans oefenen. Ze was de beste van de klas geweest op school en was verdergegaan met avondschool om haar uitspraak te perfectioneren. Op kasteel Haut Arignac zou er geen gelegenheid zijn om te testen wat ze kon, omdat aan Marguerite de Brissot was geschreven dat ‘Marguerite’ geen Frans sprak.
‘Dat is heel handig,’ had haar stiefzus luchtig opgemerkt toen Heleen had geprotesteerd. ‘Als iemand lastige vragen stelt, kun je gewoon stommetje spelen.’
‘Ik wil helemaal niet iets spelen,’ had Heleen bitter gezegd.
Ze voelde zich vreselijk schuldig. Ze ging een bejaarde, haast blinde vrouw bedriegen en waarom? Om haar stiefzus te helpen het huwelijk van haar geliefde kapot te maken en om daarbij ook nog een onbekende en vermoedelijk nietsvermoedende vrouw met kinderen te kwetsen.
Zelfs de wetenschap dat Nanny’s verblijf in haar geliefde huisje veilig zou worden gesteld, kon haar diepgaande twijfels over de hele affaire en haar rol daarin niet vermin deren. Laat Marguerite doodvallen met haar smerige zaakje, dacht ze, met haar vingers op haar stuur trommelend.
Eindelijk zette het verkeer zich in beweging en was Heleen echt op weg. Terwijl ze oostwaarts reed, ontstonden er in de eerst zo stralend blauwe hemel met een alarmerende snelheid stapelwolken. De hemel was al donkergrijs geworden, toen ze stopte om wat eten in te kopen. Ze wierp een ongeruste blik naar boven toen ze van de winkel naar de auto terugliep met haar baguette, een stuk ham, een halve kilo perziken en een fles mineraalwater. Ze was van plan geweest om te picknicken en had met opzet een route gekozen die ver van de drukke hoofdwegen lag, zodat ze in haar eigen tempo het ‘echte Frankrijk’ kon ontdekken.
Toen even later de eerste regendruppels de voorruit raakten, besloot ze met tegenzin haar plannen op te schorten. Het vinden van een slaapplaats was nu het belangrijkste. Een heel aardig meisje van het verkeersbureau in het vorige plaatsje had haar een klein hotel aangeraden boven aan de Gorge du Beron.
Ze reed op een bochtige weg door een vallei die omgeven werd door steile rotswanden. De weg liep langs een snel stromende rivier. Dit was vast de Beron, die haar naar het hotel zou voeren.
Hoe sneller, hoe beter, dacht ze, want plotseling barstte het noodweer in alle hevigheid los. Na een bliksemflits en een onheilspellend galmende donderslag, stroomde het water met bakken uit de hemel.
Heleen vloekte binnensmonds en liet haar ruitenwissers op de hoogste stand werken, maar het was verspilde moeite. Ze konden de hevige regen niet de baas. Omdat ze niet durfde te rijden op zo’n bochtige weg zonder goed te kunnen zien, remde ze en stuurde de auto voorzichtig zo dicht mogelijk naar de kant van de weg, waar een overhangende rots enige beschutting leek te geven.
Zo’n verandering in het weer had ze niet verwacht, ook al had meneer Stavast haar gewaarschuwd dat zulke onweersbuien gebruikelijk waren in de Languedoc. Hij had eraan toegevoegd dat het veiliger was om in je auto te blijven zitten dan het gevaar te lopen door de bliksem te worden getroffen.
Opeens kreeg ze het koud. Ze pakte haar jas van de achterbank en legde hem om haar schouders. Een blik op de rivier bezorgde haar nog een rilling. Het water steeg alarmerend snel over de kiezelstenen oevers heen en likte al gulzig aan de kant van de weg. Op verschillende plaatsen stond die zelfs al blank.
Ze realiseerde zich ontzet dat dit toch niet zo’n goede plaats was om te stoppen, maar ze moest blijven waar ze was totdat de regen op zijn minst een beetje afnam. De onweersbui woedde inmiddels precies boven haar hoofd.
Misschien was het toch beter geweest om gewoon op de afgesproken dag van de luchthaven te worden gehaald, zoals Madame de Brissot oorspronkelijk had voorgesteld. Dat zou echter de bekende, verstandige weg zijn die ze haar hele leven al had bewandeld. Slome, schold ze op zichzelf. Waar is je gevoel voor avontuur?
De auto schudde plotseling alsof hij werd gegrepen door een gewelddadige windvlaag, en Heleen schrok. Toen haar deur werd opengerukt en de auto gevuld werd met koude, natte lucht, schreeuwde ze het uit van angst.
Eerst dacht ze dat het door de storm kwam, maar toen zag ze een donkere gestalte met cape in haar deuropening die haar zwijgend· aanstaarde. Geschrokken deinsde ze achteruit in haar stoel. Ze wilde gillen maar haar stembanden leken verlamd van angst.
‘Ben je niet goed bij je hoofd?’ Zijn lage stem trilde van woede. ‘Wil je soms dood? Haal die auto hier onmiddellijk weg.’
Het was dus geen stormgeest maar een zeer echte, woedende man. Hij sprak Frans, en Heleen antwoordde automatisch in dezelfde taal, terwijl haar hart heftig bonkte van opluchting en schrik tegelijk: ‘Wat geeft jou het recht om mij te commanderen?’
‘Het recht van iemand die dit land overduidelijk beter kent dan jij,’ zo luidde het verpletterende antwoord. ‘Het is vreselijk onveilig om onder een rotswand te parkeren. Er zijn hier vaak aardverschuivingen. Je auto zou zo begraven kunnen worden en jij erbij. Dus maak dat je wegkomt. Opschieten.’
Hoe onvriendelijk hij ook mocht overkomen, hij scheen te weten waarover hij het had, realiseerde Heleen zich. Misschien zou ze er goed aan doen zijn arrogante en ongevraagde advies op te volgen. ‘Waar raad je mij dan aan te parkeren?’ vroeg ze koeltjes.
‘Tweehonderd meter verderop is een veiliger plek. Volg mijn auto; dan rijd ik voor. En schiet op,’ voegde hij er grimmig aan toe. Hij smeet haar deur weer dicht en verdween.
Een ogenblik later zag Heleen de vage schaduw van een auto voorbijkomen en even verderop stoppen met knipperende lichten. Met tegenzin draaide ze het contactsleuteltje om, maar in plaats van het gebruikelijke, geruststellende geluid van de motor werd ze begroet door een onheilspellende stilte. Ze kreunde inwendig en probeerde het nog eens, maar die ellendige motor weigerde aan te slaan.
‘Wat is er nu weer aan de hand?’ Daar was die man in zijn cape weer.
‘Waar lijkt het op, idioot? Die rotauto wil niet starten,’ slingerde Heleen hem in het Nederlands naar het hoofd, terwijl ze zocht naar een juiste en wat diplomatiekere formulering in het Frans.
‘Je bent dus Nederlandse?’ merkte hij op, moeiteloos overstappend naar haar taal. ‘Ik had het kunnen raden,’ zei hij vol minachting.
Heleen verstijfde. Waarom moest juist hij meertalig zijn, morde ze inwendig, terwijl een lichte blos naar haar wangen steeg bij de gedachte aan haar lompheid.
‘Wat is het probleem met de auto?’ ging hij verder. ‘Liet hij het al eerder afweten?’
. ‘Daar heeft hij nauwelijks de kans toe gehad,’ zei ze vermoeid. ‘Ik heb hem vandaag gehuurd. Maar nu doet de motor het niet meer. Ik neem aan dat er water in de bougies of de carburator gekomen is.’
Hij mopperde iets binnensmonds dat Heleen verkoos niet te horen. ‘Laat hem hier achter,’ beval hij, zijn stem verheffend om boven het gekletter van de regen uit te komen, ‘en kom met mij mee.’
‘Ik kan de auto hier niet gewoon achterlaten,’ protesteerde Heleen. ‘Hij is niet van mij. Bovendien...’ Ze aarzelde. ‘Ik ken je niet.’
‘Als je hier nog lang blijft zitten, mademoiselle,’ zei hij sarcastisch, ‘kan het nog wel eens veel gevaarlijker worden.’ Hij wachtte even. ‘Verkrachten is het laatste waar ik aan denk onder deze omstandigheden; dat kan ik je wel verzekeren. Kom nu uit die auto voordat we beiden verdrinken.’
Heleen gehoorzaamde onwillig, maar deinsde terug toen het water door de dunne zolen van haar sandalen drong. Nog voordat ze een paar meter zou hebben afgelegd, zou ze al doorweekt zijn. Om zijn auto te bereiken zou ze bijna een rivier moeten doorwaden. Terneergeslagen vroeg ze zich af hoe Madame de Brissot zou reageren ais haar nieuwe gezelschap aankwam met een dubbele longontsteking.
Er klonk een ongeduldige zucht naast haar, en opeens merkte ze dat ze half door hem gedragen werd. Terwijl ze gevangen zat onder de wijde plooien van zijn cape, hield hij haar met een onrustbarende kracht tegen zijn lichaam.
Haar neusgaten werden geprikkeld door een aroma van warme, schone wol en de zeer mannelijke geur van zijn huid. Ook rook ze een erg dure aftershave. ‘Dank je,’ zei ze snibbig, toen hij haar hardhandig op de passagiersstoel neerzette.
‘Pas du tout,’ reageerde hij. ‘Laten we nu maken dat we hier wegkomen. Het is altijd al een gevaarlijke plek geweest.’
Nauwelijks was hij uitgesproken, of Heleen hoorde een geluid alsof er iets scheurde, gevolgd door een vreemd gerommel. Ze keek. om naar de kloof en zag vol ontzetting een boom van boven naar beneden schuiven en met een vreselijke klap op het dak van haar kleine Renault landen. Er kwam een stroom aarde en stenen achteraan die via de carrosserie de weg op ketste in een serie mini-explosies. Een aantal ervan bereikte zelfs zijn auto, waarin ze beiden verbijsterd en verlamd zaten.
De stilte die erop volgde, was oorverdovend door het contrast. Toen begon de regen, alsof hij eindelijk tevreden was over zijn prestaties, af te nemen.
Ben je benieuwd naar de rest van dit verhaal...?
De rest van dit boek is te downloaden via je favoriete boekhandel!